Het hoofdstuk ontleent zijn naam aan de belangrijke profetie betreffende de zege van de Romeinen over de Perzen, die ten tijde van de profetie het hele Romeinse Rijk hadden overgenomen en bijna voor de poorten van Constantinopel stonden. Het belang van dit hoofdstuk schuilt echter niet alleen in deze profetie, maar ook in een andere en grootsere profetie die tegelijkertijd werd verkondigd. Dit is de profetie aangaande de zege van de moeslims op hun machtige vijand, de Qoeraisj; een omstandigheid die, gezien in het licht van de gebeurtenissen waarop een menselijke gevolgtrekking zou kunnen zijn gebaseerd, onmogelijk was. Deze profetie ging in vervulling bij de slag bij Badr, die in hetzelfde jaar plaatsvond als de zege van de Romeinen op de Perzen. Wat deze groep van vier hoofdstukken, het 29e, 30e, 31e, en 32e, die alle met alif lām mim beginnen, met elkaar gemeen hebben, is de grootse en majestueuze verklaring dat een grote natie op het punt stond uit het dode land van Arabië te herrijzen. Deze profetie, die in al deze hoofdstukken duidelijk genoemd wordt, komt hier het duidelijkst tot uitdrukking. De datum van de openbaring van dit hoofdstuk wordt door de beste deskundigen in het zesde of zevende jaar voor de Hidjrah geplaatst.
Het hoofdstuk begint met een verwijzing naar de Romeinse nederlaag, en verkondigt onmiddellijk een profetie aangaande de triomf van Rome over haar vijand. Hier voegt hij tegelijkertijd een profetie aan toe aangaande een grote zege van de moeslims over hun onderdrukkers. De tweede paragraaf gaat over de twee groepen van gelovigen en ongelovigen, en stelt dat hun respectievelijke omstandigheden binnenkort omgekeerd zullen zijn, waarbij de moeslims de overhand zullen krijgen. De derde paragraaf verwijst naar de uiting van Goddelijke macht in de natuur als een bewijs dat een uiting van dezelfde macht de zege van de Islām tot stand zal brengen. De vierde paragraaf laat zien dat de geestelijke triomf van de Islām een zekerheid is, omdat hij inspeelt op de menselijke natuur en beantwoordt aan alle benodigheden van de natuurlijke religie van de mens. Dit zou de aard van de mens uiteindelijk aan moeten spreken en de Islām zou universeel aanvaard moeten worden. Deze triomf, zo wordt in de volgende paragraaf gezegd, moest volbracht worden door middel van een grootse en geweldige hervorming in Arabië. In de slotparagraaf wordt tegen degenen die, vanwege de machtige tegenstand tegen de vooruitgang van de Islām, twijfelden aan de voltooiing van een dergelijke revolutie, gezegd dat deze tegenstand absoluut omvergeworpen zou worden.
Het hoofdstuk begint met een verwijzing naar de Romeinse nederlaag, en verkondigt onmiddellijk een profetie aangaande de triomf van Rome over haar vijand. Hier voegt hij tegelijkertijd een profetie aan toe aangaande een grote zege van de moeslims over hun onderdrukkers. De tweede paragraaf gaat over de twee groepen van gelovigen en ongelovigen, en stelt dat hun respectievelijke omstandigheden binnenkort omgekeerd zullen zijn, waarbij de moeslims de overhand zullen krijgen. De derde paragraaf verwijst naar de uiting van Goddelijke macht in de natuur als een bewijs dat een uiting van dezelfde macht de zege van de Islām tot stand zal brengen. De vierde paragraaf laat zien dat de geestelijke triomf van de Islām een zekerheid is, omdat hij inspeelt op de menselijke natuur en beantwoordt aan alle benodigheden van de natuurlijke religie van de mens. Dit zou de aard van de mens uiteindelijk aan moeten spreken en de Islām zou universeel aanvaard moeten worden. Deze triomf, zo wordt in de volgende paragraaf gezegd, moest volbracht worden door middel van een grootse en geweldige hervorming in Arabië. In de slotparagraaf wordt tegen degenen die, vanwege de machtige tegenstand tegen de vooruitgang van de Islām, twijfelden aan de voltooiing van een dergelijke revolutie, gezegd dat deze tegenstand absoluut omvergeworpen zou worden.