PARAGRAAF 1: Succes van de gelovigen
Biesmiellāhier – Rahmānier – Rahiem.
In de naam van Allāh, de Erbarmer, de Barmhartige.
1 QAD AFLAHAL-MU-MINOEN,-
1 Werkelijk succesvol zijn de gelovigen,a
2 ‘Allaziena hum fie Salaatihim gaasji-‘oen;
2 Die nederig zijn in hun gebeden,
3 Wallaziena hum ‘anil-laghwi mu’ri-zoen;
3 En die mijden wat ijdel is,
4 Wallaziena hum liz–Zakaati faa-‘iloen;
4 En die handelen in het belang van zuiverheid,a
5 Wallaziena hum li-furoedjihim haafizoen,
5 En die hun seksuele passies onderdrukkena –
6 ‘Illaa ‘alaaa ‘azwaadjihim ‘aw maa malakat ‘aymaanuhum fa-‘innahum ghayru maloemien.
6 Behalve in de aanwezigheid van hun partners of degenen in het bezit van hun rechterhanden, want hen treft waarlijk geen blaam,a
7 Famanib-taghaa waraaa-‘a zaalika fa-‘ulaaa-‘ika humul ‘aadoen;-
7 Maar wie poogt daarbuiten te treden, zij zijn overtreders –
8 Wallaziena hum li-‘amaanaatihim wa ‘ahdihim raa-‘oen;
8 En degenen die zich houden aan wat hen is toevertrouwd en hun overeenkomst,
9 Wallaziena hum ‘alaa Salawaatihim yuhaafizoen.
9 En degenen die over hun gebeden waken.
10 ‘Ulaa-‘ika humul-waari-‘soen.
10 Det zijn de erfgenamen,
11 ‘Allaziena yarisoenal–Firdaws: hum fiehaa gaalidoen.
11 Die het Paradijs erven. Daarin zullen zij verblijven.
12 Wa laqad galaqnal-‘insaana min-sulaalatim-min-tien;
12 En zeker scheppen Wij de mens uit een extract van klei,a
13 Summa dja-‘alnaahu nutfatan-fie-qaraarim-makien;
13 Daarna maken Wij hem tot een kleine levenskiem in een geborgen rustplaats,
14 Summa galaqnan-nutfata ‘alaqatan-fa-galaqnal-‘alaqata mudghatan-fa-galaqnal–mudghata ‘izaa- man-fa-kasawnal-‘izaama lahmaa; summa ‘ansja’-naahu galqan ‘aagar.Fa-tabaarakallaahu ‘Ahsanul- gaaliqien!
14 Daarna maken Wij de levenskiem tot een klonter, dan maken Wij de klonter tot een klompje vlees, dan maken Wij botten (in) het klompje vlees, dan bekleden Wij de botten met vlees, dan zorgen Wij ervoor dat het uitgroeit tot een andere schepping. Dus gezegend zij Allāh, de Beste van de scheppers!a
15 Summa ‘innakum ba’-da zaalika la-mayyitoen.
15 Dan, daarna, sterven jullie zeker.
16 Summa ‘innakum Yawmal–Qiyaamati tub-‘asoen.
16 Dan, op de dag van de Opstanding, zullen jullie zeker worden opgewekt.
17 Wa laqad galaqnaa fawqakum sab-‘a taraaa-‘iqa wa maa kunnaa ‘anil-galqi ghaafilien.
17 En zeker hebben Wij de zeven wegen boven jullie geschapen – en nooit verliezen Wij de schepping uit het oog.a
18 Wa ‘anzalnaa minas-samaaa-‘i maaa-‘am-bi-qadarin fa-‘as-kannaahu fil-‘ardi wa ‘Innaa ‘alaa zahaabim-bihie la–Qaadiroen.
18 En Wij sturen een bepaalde hoeveelheid water naar beneden uit de wolken, dan zorgen Wij ervoor dat het tot rust komt in de aarde, en Wij zijn werkelijk in staat het weer weg te dragen.
19 Fa-‘ansja’-naa lakum-bihie djannaatim-min-nagielinwwa ‘a’naab. Lakum fiehaa fawaakihu kasiera- tunwwa minhaa ta’-kuloen,-
19 Dan laten Wij daarmee tuinen groeien voor jullie, met palmbomen en druiven. Jullie hebben daarin veel vruchten en daar eten jullie van;
20 Wa sjadjaratan-tagrudju min–Toeri Saynaaa-‘a tambutu bidduhni wa sibghil-lil-‘aakilien.
20 En een boom die groeit op de berg Sinaï, die olie en genoegen voortbrengt voor de eters.a
21 Wa ‘inna lakum fil-‘an-‘aami la-‘ibrah: nusqiekummimmaa fie buoenihaa wa lakum fiehaa manaafi-‘u kasiera-tonwwa minhaa ta-‘kuloen;
21 En waarlijk is er een les voor jullie in het vee. Wij zorgen ervoor dat jullie drinken van wat er in hun buiken zit, en jullie hebben veel baat bij hen, en jullie eten ervan,
22 Wa ‘alayhaa wa ‘alal-fulki tuhmaloen.
22 En op hen en op de schepen worden jullie gedragen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1a. De vorige twee hoofdstukken openden met een waarschuwing voor de nadering van het oordeel. Als een passend vervolg, opent dit hoofdstuk met een uitroep aangaande de triomf van de gelovigen, want het was mogelijk dat de zondaren van de straf zouden hebben geproefd, zonder dat daaruit iets goeds zou voortkomen voor de gelovigen. Om al dergelijke twijfels uit te sluiten, wordt gesteld dat de gelovigen zelfs in dit leven al succesvol zullen zijn.
4a. Fā’iloen (van fi‘l, doen) betekent doeners van daden, en li-l-zakāt betekent in het belang van zuiverheid of om zuiverheid te bereiken. Het woord zakāt betekent oorspronkelijk zuiverheid, zoals in 19:13, terwijl er daar waar zakāt armenbelasting betekent, altijd wordt gezegd dat het betaald wordt, joe ‘toen al-zakāt – zij betalen zakāt, altijd in die aangenomen vorm. Vandaar dat hier de eerste betekenis wordt gebruikt – zij doen wat ze doen in het belang van zuiverheid, of om zuiverheid te bereiken.
5a. Foeroedj, meervoud van fardj, duidt op dat deel van een persoon waarvan het onbeschaamd is het te tonen (LL), vooral de uitwendige geschachtsorganen. In deze betekenis betekent hifz al-fard in het algemeen het naleven van zelfbeheersing, of het onthouden van seksuele passies.
6a. De woorden au mā malakat aimānoe-hoem, waarvan in de vertaling een letterlijke weergave wordt gegeven, betekenen gewoonlijk slaven. Er moet worden opgemerkt dat dit hoofdstuk een Makkah-openbaring is, en de voorwaarden waaronder slavinnen tot echtgenote genomen konden worden werden later gegeven in Madinah; zie 4:25a. Als hier verwezen wordt naar seksuele relaties, moet de toestemming die gegeven wordt met betrekking tot degenen in het bezit van hun rechterhanden gelezen worden in verband met de voorwaarden in 4:25. Er kan aan worden toegevoegd dat slavinnen die tot echtgenote werden genomen niet de volle status van een vrije vrouw verkregen, en daarom worden zij apart genoemd. Verder is het zo dat de bredere betekenis van hifz al-fardj de bedekking van lichaamsdelen waarvan het onbeschaamd is ze te tonen is. In dit verband moet niet vergeten worden dat, volgens de islamitische fatsoensnormen, de vertoning van dergelijke delen van het lichaam, zoals dat over het algemeen gebeurt in danszalen en theaters, niet is toegestaan. Er is echter een zekere mate van vrijheid toegestaan aan vrouwen in het bijzijn van hun echtgenoten en vrouwelijke bedienden, en aan mannen in het bijzijn van hun echtgenotes en mannelijke bedienden.
12a. De schepping van de mens wordt hier teruggevoerd naar de aarde, want de levenskiem in sperma is een extract uit voedsel dat voortkomt uit de aarde, in wat voor vorm dan ook. Er moet worden opgemerkt dat, terwijl de eerste tien verzen over de geestelijke groei van de mens gaan, hier gesproken wordt over zijn fysieke groei, en zo kan er een vergelijking worden gemaakt tussen de fysieke en geestelijke groei. Hoewel de verleden tijd wordt gebruikt, wordt er hier een algemene wet van de schepping van de mens besproken. De toevoeging van de woorden dan zorgen Wij ervoor dat het uitgroeit tot een andere schepping (v. 14) toont aan dat de schepping van de mens niet eindigt met de voltooiing van de verschillende stadia van fysieke groei, zoals bij andere dieren, maar dat hij gegiftigd is met bepaalde andere vermogens. Deze woorden verwijzen dus naar de morele en geestelijke kant van de groei van de mens.
14a. De verschillende stadia van de groei van een menselijk kind, zoals hier gegeven en in die tijd onbekend, zijn volkomen in overeenstemming met wetenschappelijk onderzoek. Men moet niet vergeten dat het woord fa, wat dan betekent, zoals het gebruikt wordt in dan bekleden Wij de botten … niet altijd een volgorde impliceert. Dit wordt duidelijk uit de context, die stelt dat er eerst een klomp vlees is, en dat de kern van de botten in dit vlees wordt voortgebracht.
17a. In plaats van de zeven hemelen hebben we hier de zeven wegen, die zonder twijfel de banen zijn van de zeven planeten van het zonnestelsel, met uitzondering van de aarde, zoals blijkt uit de woorden boven jullie.
20a. De boom die uit de berg Sinaï groeit en die olie voortbrengt, lijkt te verwijzen naar de gezegende olijfboom uit 24:35, die de moeslimnatie vertegenwoordigt; zie 24:35a.