PARAGRAAF 1: Mozes wordt geroepen
Biesmiellāhier – Rahmānier – Rahiem.
In de naam van Allāh, de Erbarmer, de Barmhartige.
1 Taa–Haa.
1 O mens,a
2 Maaa ‘anzalnaa ‘alaykal–Qur-‘aana litasjqaaa,
2 Wij hebben de Qoer-ān niet aan jou geopenbaard opdat je niet succesvol zult zijn;a
3 ‘Illaa tazkiratal-limanyyagsjaa,-
3 Maar het is een herinnering aan degene die vreest:
4 Tanzielam-mimman galaqal-‘arda was-samaa-waatil-‘ulaa.
4 Een openbaring van Hem Die de aarde en de hoge hemelen schiep.a
5 Ar–Rahmaanu ‘alal–‘Ar-sjistawaa.
5 De Erbarmer is gezeteld op de Troon van Macht.
6 Lahoe maa fis-samaa-waati wa maa fil-‘ardi wa maa baynahumaa wa maa tahtas-saraa.
6 Aan Hem behoort alles wat in de hemelen is en alles wat op de aarde is en alles wat zich daartussen bevindt en alles wat onder de grond is.
7 Wa ‘in-tadjhar bil-qawli fa-‘innahoe ya’-lamus-sirri wa agfaa.
7 En als jij de uitspraak hardop doet, kent Hij zeker het geheim, en wat nog dieper verborgen ligt.a
8 ‘Allaahoe laaa ‘ilaaha ‘illaa Hoe ! Lahul–‘Asmaaa-‘ul–Husnaa.
8 Allāh – er is geen God behalve Hij. De mooiste namen zijn van Hem.
9 Wa hal ‘ataaka hadiesu Moesaa ?
9 En is het verhaal van Mozes tot jou gekomen?
10 ‘Iz ra-‘aa naaran-fa-qaala li-ahlihim-kusoe ‘innie ‘aanastu naaral-la-‘allie ‘aatiekum-minhaa bi-qabasin ‘aw ‘adjidu ‘alan-naari hudaa.
10 Toen hij een vuur zag, zei hij tot zijn volk: Wacht, ik zie een vuur; misschien kan ik jullie daar vandaan een brandende kool brengen of vind ik leiding bij het vuur.a
11 Falammaaa ataahaa noediya yaa–Moesaa !
11 En toen hij daar aankwam, kwam er een stem O Mozes,
12 ‘Innie ‘Ana Rabbuka fagla na’-layk: ‘innaka bilwaadil-muqaddasi Tuwaa.
12 Ik ben waarlijk jouw Heer, dus trek jouw schoenen uit; waarlijk ben jij in de heilige vallei Toewā.a
13 Wa ‘anag-tartuka fastami’ limaa yoehaa.
13 En Ik heb jou verkozen, dus luister naar wat er geopenbaard wordt:
14 ‘Innanie ‘Anallaahu laaa ‘ilaaha ‘illaaa ‘Ana fa’-bunie wa ‘aqimis–Salaata li-zikrie.
14 Waarlijk ben Ik Allāh, er is geen God behalve Ik, dus dien Mij, en onderhoud het gebed om Mij te gedenken,
15 ‘Innas–Saa-‘ata ‘aatiyatoen ‘akaadu ‘ugfiehaa li-tudjzaa kullu nafsim-bimaa tas-‘aa.
15 Het Uur is waarlijk op komst – Ik sta op het punt het openbaar te makena – zodat iedere ziel beloond kan worden naar zijn streven.
16 Falaa yasuddannaka ‘anhaa mallaa yu’-minu bihaa wattaba-‘a hawaahu fatardaa !
16 Dus laat degene die er niet in gelooft en die zijn lage verlangens volgt, jou er niet van afkeren, opdat jij niet ten onder gaat.
17 Wa maa tilka bi-yamienika yaa–Moesaa ?
17 En wat is dit in jouw rechterhand, o Mozes?
18 Qaala hiya ‘asaaya ‘ata wakka-‘u alayhaa wa ‘ahusj-sju bihaa ‘alaa ganamie wa liyaa fiehaa ma-‘aariebu ‘ugraa.
18 Hij zei: Dit is mijn staf – ik leun erop en ik sla er bladeren mee voor mijn schapen, en ik gebruik hem voor andere dingen.
19 Qaala ‘alqihaa yaa–Moesaa !
19 Hij zei: Werp hem neer, o Mozes.
20 Fa-‘alqaahaa fa-‘izaa hiya hayyatun-tas-‘aa.
20 Dus wierp hij hem neer, en zie! Het was een slang glijdend.a
21 Qaala guzhaa wa laa tagaf : sanu-‘iduhaa sieraatahal-‘oelaa…
21 Hij zei: Pak hem beet en vrees niet. Wij zullen hem tot zijn vroegere staat terugbrengen.
22 Wazmum yadaka ‘ilaa djanaahika tagrudj bayzaaa-‘a min ghayri soe-‘in ‘Aayatan ‘ugraa,-
22 En duw je hand tegen je zij, hij zal er wit uitkomen zonder kwaad – nog een teken:a
23 Li-nuriyaka min ‘Aayaatinal Kubraa.
23 Opdat Wij jou Onze grotere tekenen mogen tonen.
24 ‘Izhab ‘ilan Fir-‘awna ‘innahoe taghaa.
24 Ga tot Farao, hij heeft waarlijk de grenzen overschreden.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1a. Tā hā, een combinatie van de twee letters tā en hā, is volgens I‘Ab en andere vroege commentatoren, een woord dat O mens betekent. AH citeert twee coupletten van de dichters van de stam van ‘Akk, die aangeven dat in hun dialect tā hā een welbekende frase is die O mens betekent. Zij zouden geen antwoord geven als men hen aansprak met jā radjoeloe, maar wel als men tā hā gebruikte. Dezelfde bron geeft aan dat Tā hā een van de namen van de Heilige Profeet (s.a.w.) is. Het wordt ook wel vertaald als wees gerust (T, LL(, een woord van geruststelling voor de Heilige Profeet (s.a.w.).
2a. Dit wil zeggen dat het niet zo kan zijn dat de Profeet (s.a.w.), aan wie de Qoer-ān geopenbaard werd, onsuccesvol zou blijven in het tot stand brengen van de hervorming waarvoor hij was geopenbaard. Het is een troost, en tegelijkertijd een duidelijke voorspelling, dat er een grootse hervorming tot stand zal komen. Niet alleen in Arabië, maar in de hele wereld, want dat is het doel dat de Heilige Qoer-ān zichzelf vanaf het begin heeft gesteld.
4a. De Qoer-ān kan geen mislukking zijn, want het is een openbaring van de wil van Degene Die heerschappij heeft over allen.
7a. Het geheim verwijst naar hetgeen een mens verbergt in zijn hart. En wat nog dieper verborgen ligt verwijst naar het onderbewuste van een mens. Het bewustzijn en onderbewustzijn zijn beiden op gelijke wijze bekend aan Allāh.
10a. Zoals de verzen die volgen laten zien, ontving Mozes bij deze gelegenheid een Goddelijke openbaring en het vuur was ook onderdeel van deze openbaring; hij nam het waar met het geestelijk oog. De Heilige Qoer-ān stelt elders dat de openbaring op slechts drie manieren ontvangen wordt (42:51), en bij elk van deze manieren krijgt de ontvanger werkelijk bepaalde zintuigen waarmee hij dingen kan voelen en zien; zie 42:51a.
12a. Het bevel aan Mozes om zijn schoenen uit te trekken is een metaforische uitdrukking voor het hart leegmaken van zorg voor familie en bezit (Bd). Volgens anderen: "Het is een bevel om te blijven; zoals wanneer je tegen iemand van wie je wilt dat hij blijft zegt, ‘Doe uw mantel af en trek uw laarzen uit’ en dergelijke" (T, LL).
Sommigen denken dat Toewā de naam van de vallei is; anderen interpreteren het als dubbel (gezegend). R geeft een derde verklaring. Volgens hem verwijst het woord toewā (letterlijk: opgerold) naar de verkiezing van Mozes, zodat hij zichzelf niet tot het uiterste hoefde in te spannen om dat grote doel te bereiken.
15a. Ichfā’ is een van de woorden die een tegengestelde betekenis in zich dragen: verbergen of iets verwijderen dat een ding verbergt (LL). Dat het hier niet verbergen betekent wordt duidelijk gemaakt door de context. Dit vers gaat over de komst van het Uur en het toemeten van beloningen en bestraffingen, en dit is duidelijk het verwijderen van de sluier of het zichtbaar maken van het uur. Er moet worden opgemerkt dat het Uur niet noodzakelijkerwijs de Opstanding betekent. Het wordt vaak gebruikt als aanduiding van het noodlot van een volk, het uur waarop hun glorie en hun macht hun zal verlaten.
20a. Dit alles werd door Mozes ervaren in die speciale toestand waarin de ontvanger van een openbaring zich bevindt op het moment van die openbaring; zie 7:108a. Wat bij deze gelegenheid aan Mozes werd getoond had een diepere onderliggende betekenis. Zie hiervoor ook v. 23, waar het doel van het tonen van deze tekenen wordt omschreven als opdat Wij jou Onze grotere tekenen mogen tonen. De twee hier genoemde tekenen vormen dus eigenlijk een aanwijzingen voor iets groters. Het woord ‘asā staat metaforische voor een gemeenschap; zie 2:60a. De verandering van de staf van Mozes in een glijdende slag, wordt dan ook aan hem getoond als een teken van het feit dat zijn gemeenschap, d.w.z. het Israëlische volk dat onder Farao gereduceerd was tot een staat van slavernij, spoedig weer een levendige natie zou worden.
22a. Wanneer we in gedachten houden wat hierboven gezegd wordt, heeft de jad baidā’ ook een diepere betekenis. Letterlijk betekent het een witte hand en het duidt op een argument dat heel duidelijk wordt gemaakt (T); ook duidt het op een betogend of betoogd argument of bewering of bewijs (LL). De diepere betekenis is in dit geval dat zijn argumenten de overhand zouden krijgen.