Terwijl het vorige hoofdstuk de uiteindelijke overwinning van de Waarheid in de wereld in het algemeen behandelt, gaat dit vooral over de overwinning van de Waarheid in Makkah, waaruit de Profeet (s.a.w.) nu verbannen werd. Het hoofdstuk heet De Bedevaart omdat de oproep tot de bedevaart, die oorspronkelijk werd gedaan door Abraham, nu door de Heilige Profeet (s.a.w.) herhaald wordt. Ditmaal echter, is de oproep gericht aan de hele wereld, en blijft hij niet beperkt tot de grenzen van Arabië.
Het hoofdstuk begint met de vermelding van een vreselijk onheil, dat als het ware voorafgaat aan de overwinning van de Waarheid in de wereld. De tweede paragraaf bevestigt de zekerheid van Goddelijke hulp aan de Heilige Profeet (s.a.w.). De volgende paragraaf bevestigt de triomf van de gelovigen, die nu getweeën en gedrieën vluchtten om te ontsnappen aan de vervolging van hun wrede onderdrukkers. Hun zege moest echter de verovering van Makkah omvatten, want zonder dat geestelijke middelpunt in hun bezit te hebben kon de overwinning niet volmaakt zijn. De vierde paragraaf verhaalt van het Heilige Huis en de bedevaart er naartoe. Het hieraan verbonden onderwerp van offers wordt in de vijfde paragraaf behandeld. De zesde paragraaf introduceert het onderwerp strijd, en bespreekt de offers die nu van de moeslims zelf werden geëist, nl. het geven van hun leven voor de zaak van de Waarheid. In de zevende paragraaf wordt de tegenstand tegen de Heilige Profeet (s.a.w.) genoemd, en de achtste stelt dat de gelovigen in het land gevestigd zullen worden. Echter, Allāh’s behandeling van zelfs de tegenstanders van de waarheid is barmhartig, en daarom wordt de straf nog enige tijd uitgesteld. Dit wordt ons in de negende paragraaf verteld, die ook aantoont dat enkel verschillen van geloof niet in deze wereld worden bestraft. De tiende vat het geheel samen door te laten zien dat polytheïsme uiteindelijk ontworteld zal worden.
Rodwell heeft het zeker bij het verkeerde eind, wanneer hij dit hoofdstuk onder de laatste Madinah-opernbaringen rangschikt. Maar rangschikt het aan het einde van de Makkah soerahs van de vijfde periode, en zowel extern als intern bewijs lijkt de juistheid van zijn zienswijze aan te tonen. Als we echter vv. 39–41 in aanmerking nemen, kan er aan toegevoegd worden dat, hoewel zij gewag maken van toestemming de strijd aan te gaan, daaruit niet volgt dat zij in Madinah werden geopenbaard. Zie 39a voor een volledige bespreking van dit punt. Het is de moeite waard om op te merken dat de eed van trouw die vóór de vlucht van de Heilige Profeet (s.a.w.) bij ‘Agabah werd afgelegd door de bekeerlingen in Madinah, een belofte bevatte dat zij zouden strijden om de Heilige Profeet (s.a.w.) te verdedigen. Een dergelijke eed zou niet zijn afgelegd, als de Profeet (s.a.w.) geen openbaring had ontvangen die strijd uit zelfverdediging toestond.
Het hoofdstuk begint met de vermelding van een vreselijk onheil, dat als het ware voorafgaat aan de overwinning van de Waarheid in de wereld. De tweede paragraaf bevestigt de zekerheid van Goddelijke hulp aan de Heilige Profeet (s.a.w.). De volgende paragraaf bevestigt de triomf van de gelovigen, die nu getweeën en gedrieën vluchtten om te ontsnappen aan de vervolging van hun wrede onderdrukkers. Hun zege moest echter de verovering van Makkah omvatten, want zonder dat geestelijke middelpunt in hun bezit te hebben kon de overwinning niet volmaakt zijn. De vierde paragraaf verhaalt van het Heilige Huis en de bedevaart er naartoe. Het hieraan verbonden onderwerp van offers wordt in de vijfde paragraaf behandeld. De zesde paragraaf introduceert het onderwerp strijd, en bespreekt de offers die nu van de moeslims zelf werden geëist, nl. het geven van hun leven voor de zaak van de Waarheid. In de zevende paragraaf wordt de tegenstand tegen de Heilige Profeet (s.a.w.) genoemd, en de achtste stelt dat de gelovigen in het land gevestigd zullen worden. Echter, Allāh’s behandeling van zelfs de tegenstanders van de waarheid is barmhartig, en daarom wordt de straf nog enige tijd uitgesteld. Dit wordt ons in de negende paragraaf verteld, die ook aantoont dat enkel verschillen van geloof niet in deze wereld worden bestraft. De tiende vat het geheel samen door te laten zien dat polytheïsme uiteindelijk ontworteld zal worden.
Rodwell heeft het zeker bij het verkeerde eind, wanneer hij dit hoofdstuk onder de laatste Madinah-opernbaringen rangschikt. Maar rangschikt het aan het einde van de Makkah soerahs van de vijfde periode, en zowel extern als intern bewijs lijkt de juistheid van zijn zienswijze aan te tonen. Als we echter vv. 39–41 in aanmerking nemen, kan er aan toegevoegd worden dat, hoewel zij gewag maken van toestemming de strijd aan te gaan, daaruit niet volgt dat zij in Madinah werden geopenbaard. Zie 39a voor een volledige bespreking van dit punt. Het is de moeite waard om op te merken dat de eed van trouw die vóór de vlucht van de Heilige Profeet (s.a.w.) bij ‘Agabah werd afgelegd door de bekeerlingen in Madinah, een belofte bevatte dat zij zouden strijden om de Heilige Profeet (s.a.w.) te verdedigen. Een dergelijke eed zou niet zijn afgelegd, als de Profeet (s.a.w.) geen openbaring had ontvangen die strijd uit zelfverdediging toestond.