PARAGRAAF 6: De huwelijken van de Profeet (s.a.w.)
41 Yaaa-‘ayyuhallaziena ‘aamanuz-kurullaaha zikran-kasieraa;
41 O jullie die geloven, gedenk Allāh met veel gedenking,
42 Wa sabbihoehu bukratanwwa ‘asielaa.
42 En verheerlijk Hem in de ochtend en in de avond.
43 Huwallazie yusallie ‘alaykum wa malaaa-‘ikatuhoe liyugridjakum-minaz–Zulumaati ‘ilan-Noer: wa kaana bil–Mu’-miniena Rahiemaa.
43 Hij is het Die zegeningen op jullie neer doet dalen, en (zo ook) Zijn engelen, opdat Hij jullie uit de duisternis het licht binnen mag leiden. En Hij is immer Barmhartig voor de gelovigen.a
44 Tahiyyatuhum Yawma yalqawnahoe Salaam; wa ‘a-‘adda lahum ‘Adjran–Kariemaa.
44 Hun groet op de dag dat zij Hem ontmoeten zal zijn, Vrede! en Hij heeft voor hen een eerzame beloning bereid.
45 Yaaa-‘ayyuhan–Nabiyyu ‘innaaa ‘arsalnaaka Sjaahidanwwa Mubasj-sjiranwwa Nazieraa,-
45 O Profeet (s.a.w.), waarlijk hebben Wij jou gestuurd als een getuige, en een brenger van goed nieuws en een waarschuwer,
46 Wa Daa-‘iyan ‘ilallaahi bi-‘iznihie wa Siraadjam–Munieraa.
46 En als een uitnodiger tot Allāh met Zijn toestemming, en als een lichtgevende zon.a
47 Wa basjsjiril–Mu’-miniena bi-‘anna lahum-minallaahi Fadlan-kabieraa.
47 En geef de gelovigen het goede nieuws dat zij grootse goedgunstigheid van Allāh zullen ontvangen.
48 Wa laa tuti-‘il-kaafiriena wal–Munaafiqiena wa da’-‘azaahum wa tawakkal ‘alallaah. Wa kafaa billaahi Wakielaa.
48 En wees niet gehoorzaam aan de ongelovigen en de hypocrieten, en negeer hun ergerlijke woorden,a en vertrouw op Allāh, en het is voldoende dat Allāh de leiding heeft (over zaken).
49 Yaaa-‘ayyuhallaziena ‘aamanoe ‘izaa nakahtumul–Mu’-minaati summa tallaqtumoehunna min qabli ‘an-tamassoehunna famaa lakum alayhinna mien ‘Iddatin ta’-taddoenahaa famatti-oehunna wa sarri- hoehunna saraahan djamielaa.
49 O jullie die geloven, wanneer jullie met gelovige vrouwen trouwen, en hen dan scheiden vóór jullie hen aanraken, dan hebben jullie wat hun betreft geen termijn waar jullie je aan moeten houden.a Maar tref een voorziening voor hen, en laat hen op vriedelijke wijze gaan.
50 Yaaa-‘ayyuhan–Nabiyyu ‘innaaa ‘ahlalnaa laka ‘azwaadjakallatie ‘aatayta ‘udjoerahunna wa maa malakat yamienuka mimmaaa ‘afaaa-allaahu ‘alayka wa banaati ‘ammika wa banaati ‘ammaatika wa banaati gaalika wa banaati gaalaati-kallaatie haadjarna ma-‘ak: wamra-‘atam-Mu’-minatan ‘inw-wahabat nafsahaa lin–Nabiyyi ‘in araadan–Nabiyyoe ‘any-yastankihahaa;-gaalisatal-laka min doenil–MU’-minien; qad ‘alimnaa maa faraznaa ‘alay- him fie azwaadjihim wa maa malakat aymaanuhum likaylaa yakoena ‘alayka haradj. Wa kaanallaahu Ghafoerar–Rahiemaa.
50 O Profeet (s.a.w.), Wij hebben jouw echtgenotes aan wie jij hun bruidschatten hebt gegeven, voor jou wettig gemaakt,a en degenen in het bezit van jouw rechterhand uit het midden van degenen die Allāh jou heeft gegeven als krijgsgevangenen, en de dochters van uw oom aan vaderskant en de dochters van jouw tantes aan vaderskant, en de dochters van jouw oom aan moederskant, en de dochters van jouw tantes aan moederskant die met jou zijn gevlucht; en een gelovige vrouw, wanneer zij zich geeft aan de Profeet (s.a.w.) als de Profeet (s.a.w.) haar wenst te trouwen. (Dit geldt) speciaal voor jou, niet voor de gelovigenb Wij weten wat Wij hen hebben voorgeschreven wat betreft hun echtgenotes en degenen in het bezit van hun rechterhanden, zodat jou geen blaam treft. En Allāh is immer Vergevensgezind, Barmhartig.
51 Toerdjie man-tasjaa-‘u min-hunna wa tu’-wie ‘ilayka mantasjaa’: wa manibtagayta mimman ‘azalta falaa djunaaha ‘alayk. Zaalika ‘adnaaa ‘antaqarra ‘a’-yunuhunna wa laa yahzanna wa yarzayna bimaaa ‘aataytahunna kulluhunn: wallaahu ya’-lamu maa fie quloebikum: wa kaanallaahu ‘Alieman Haliemaa.
51 Jij mag breken met wie van hen je wil, en jij mag tot je nemen wie je wil. En wanneer jij een van degenen wenst, van wie jij voorlopig gescheiden was, dan treft jou geen blaam. Dit is zeer juist, opdat hun ogen koel blijven en zij niet zullen treuren, en opdat zij allen tevreden zullen zijn met wat jij hen geeft.a En Allāh weet wat er in jullie harten is. En Allāh is immer Wetend, Verdraagzaam.
52 Laa yahillu lakan-nisaaa-‘u mim-ba’-du wa laaa ‘an-tabaddala bihinna min ‘azwaadjinw- wa law ‘a’-djabaka husnuhunna ‘illaa maa malakat yamienuk: wa kaanallaahu ‘alaa kulli sjay-‘ir–Raqiebaa.
52 Het is jou niet toegestaan hierna nog echtgenotes te nemen,a noch hen in te wisselen voor andere echtgenotes,b zelfs wanneer hun schoonheid jou behaagt, behalve degenen in het bezit van jouw rechterhand.c En Allāh is immer Waakzaam over alle dingen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
43a. Deze paragraaf behandelt de huwelijken en echtscheidingen van de Profeet (s.a.w.), en opent passend met een stelling die aangeeft hoe de Profeet (s.a.w.) Allāh tot grootste kracht had gemaakt in de levens van mensen die Allāh nooit gekend hadden. Weer was het door middel van de hervorming die door hem tot stand werd gebracht, dat zijn metgezellen uit de duisternis van onwetendheid werden geleid. Kon het dan zo zijn dat de man die anderen zuiverde zelf onzuiver was? Zou een sensuele man, een slaaf van zijn passies, een natie van idolate en onwetende mensen in een godlievend volk kunnen veranderen? Dit argument wordt in de volgende verzen aan de kaak gesteld en helder naar voren gebracht.
46a. De woorden impliceren duidelijk, dat iemand die licht aan anderen kon geven en die hen uit de diepten van onvolmaaktheid en immoraliteit kon verheffen tot de verhevenheid van reinheid en volmaaktheid, zelf niet in de duisternis van onreinheid kon verkeren.
De Profeet (s.a.w.) hier in eerste instantie omschreven als iemand die getuigde voor een verloren mensheid, voor mensen die ieder idee van Godbewustzijn hadden verloren, of zelfs het idee dat er een Allāh is. Meer dan dat, was hij een brenger van goed nieuws aan de mensheid. Hij bracht het nieuws dat Allāh Zich de mensheid nog steeds herinnerde, en dat Hij Zijn Profeet (s.a.w.) had gestuurd om deze gevallen mensheid te verheffen naar geestelijke grootsheid door in gemeenzaamheid met Hem te treden. Op hetzelfde moment was hij echter ook een waarschuwer, en hij vertelde hen dat als zij zouden volharden in hun zondige gewoonten, zij de slechte gevolgen hiervan zouden ondervinden. Zo was hij een Uitnodiger tot Allāh en de Zon van rechtschapenheid.
48a. Door te spreken over ergerlijke woorden, wordt duidelijk verwezen naar het gevit van zijn kleinzielige critici, die probeerden de grootste bron van rechtschapenheid die de wereld ooit gekend heeft ten onrechte af te schilderen als een kwaad. Tegen de Profeet (s.a.w.) wordt gezegd deze ergerlijke woorden te negeren, daar de tijd zou komen dat de vraag gesteld zou worden, zoals die al gesteld is, hoe het mogelijk was dat de Profeet (s.a.w.) de wereld verlichtte en de sluizen van het licht opende op de verduisterde wereld, als in zijn eigen geest het duister de boventoon zou hebben gevoerd?
49a. De reden dat deze verordening wordt gegeven tijdens de bespreking van de huwelijken van de Profeet (s.a.w.), lijkt samen te hangen met het huwelijk van de Heilige Profeet (s.a.w.) met een vrouw met de naam Asmā’, dochter van Noe’mān Kindi. Voor hij bij haar binnenging, vroeg zij om een echtscheiding en de Profeet (s.a.w.) liet haar gaan zoals zij gevraagd had. Er wordt verhaald dat ‘Oemar besliste dat zij niet als een echtgenote van de Profeet (s.a.w.) mocht worden beschouwd.
50a. Dat zijn echtgenotes voor de Profeet (s.a.w.) wettig waren behoeft geen toelichting. Het schijnt dat deze openbaring na 4:3 kwam, die het aantal echtgenotes dat een man kan hebben onder uitzonderlijke omstandigheden tot vier beperkt. Het wordt de Profeet (s.a.w.) echter duidelijk gemaakt, dat hij niet om die reden van het overtallig aantal hoefde te scheiden.
De huwelijken van de Profeet (s.a.w.) hebben zijn critici voorzien van het belangrijkste aanvalsmiddel tegen hem, en de laaghartige missionaris gaat zover dat hij hem op dat punt een wellusteling noemt, hoewel hij dat woord niet durft toe te passen op de echtgenoot van wel honderd echtgenotes. Daarom geef ik hieronder de volledige datails van de huwelijken van de Profeet (s.a.w.). Zijn leven kan wat betreft zijn huwelijken in vier perioden worden verdeeld. Deze zijn in het kort: (1) Een celibatair leven tot zijn 25e jaar. (2) Een getrouwd leven met één vrouw van zijn 25e tot zijn 54e jaar. (3) Verschillende huwelijken van zijn 54e tot 60e jaar. (4) Geen verder huwelijk na zijn 60e jaar. Over de eerste periode, het leven tot zijn vijfentwintigste als een celibataire jongere in een warm land, zegt een vijandig schrijver als Sir William Muir dat "alle deskundigen het erover eens zijn dat aan de jeugd van Moehammad (s.a.w.) een bescheidenheid van gedrag en een zuiverheid van gewoonten toegeschreven kunnen worden, die zeldzaam waren onder het volk van Makkah". In feite was losbandigheid in het Arabië van die tijd aan de orde van de dag, en het was temidden van een volk dat trots was op losse seksuele relaties dat de Profeet (s.a.w.) een leven leidde van buitengewone zuiverheid.
Dan komt de tweede periode van zijn 25e tot 54e jaar. Zijn eerste huwelijk werd voltrokken toen hij 25 jaar oud was. De weduwe Chadidjah die hij huwde, was veertig jaar oud, d.w.z. vijftien jaar ouder dan hij. Met haar, en alleen met haar, deelde hij alle jaren van zijn jeugd en mannelijkheid, tot zij drie jaar voor de Hidjrah stierf. Hij was toen al een oude man van vijftig. Deze omstandigheid is op zich al voldoende om alle muggenzifters die hem een wellusteling noemen van liegen te beschuldigen. Na haar dood trouwde hij, terwijl hij nog steeds in Makkah woonde, met Saudah, een weduwe van gevorderde leeftijd. Hij trouwde ook met ‘Ā’isjah, zijn enige maagdelijke echtgenote, terwijl hij nog in Makkah was, maar dat huwelijk werd pas vijf jaar later geconsummeerd, in het tweede jaar van de Hidjrah.
Dan volgde de vlucht naar Madinah. Aansluitend op de Vlucht moest hij vele gevechten leveren met zijn vijanden, de Qoeraisj, of met de stammen die aan de kant van de Qoeraisj stonden. Het resultaat van deze gevechten was een groot verschil tussen de aantallen vrouwen en mannen. Aangezien zijn favoriete volgelingen sneuvelden op het slagveld in de strijd met zijn vijanden, berustte de zorg voor hun families nu op de Profeet (s.a.w.) en zijn overgebleven metgezellen. In de slag bij Badr sneuvelde Choenais, zoon van Hoedzafāh, en de dochter van de getrouwe ‘Oemar, Hafsah, werd weduwe, ‘Oemar bood haar beurtelings aan, aan ‘Oethmān en aan Aboe Bakr, en uiteindelijk werd zij door de Heilige Profeet (s.a.w.) getrouwd in het derde jaar van de Hidjrah. ‘Abd Allāh, zoon van Djahsj, stierf als martelaar in Oehoed, en zijn weduwe Zainab, dochter van Choezaimah, werd in hetzelfde jaar getrouwd door de Profeet (s.a.w.). In het volgende jaar stierf Aboe Salamah, en zijn weduwe, Oemm Salamah, werd door de Profeet (s.a.w.) tot echtgenote genomen. Deze gebeurtenissen worden in de laatste paragraaf verteld, en leiden naar de echtscheiding van Zaid en Zainab. De Profeet (s.a.w.) trouwde met haar in het vijfde jaar van de Hidjrah onder al eerder genoemde omstandigheden. Oemm Habibah was een van zijn toegewijde volgelingen die naar Abessinië vluchtte met haar echtgenoot, ‘Oebaid Allāh, die daar christen werd. Toen hij stierf vond zijn weduwe troost in het feit dat zij door de Heilige Profeet (s.a.w.) tot echtgenote genomen werd in het zevende jaar van de Hidjrah.
Naast deze weduwen van zijn getrouwe volgelingen die hij door het lot verplicht was te beschermen, trouwde de Profeet (s.a.w.) met drie weduwen van zijn vijanden. Deze stap leidde zonder twijfel tot een verbond en tot het feit dat hij vrede sloot met de hele stam. Deze drie, Djoewairijah, Maimoenah en Safijjah, huwde hij in het zesde en zevende jaar van de Hidjrah. Met betrekking tot één van hen is het voldoende om op te merken dat, toen de Profeet (s.a.w.) met Djoewairijah trouwde er meer dan honderd families van de stam van Bani Moestaliq, waartoe zij behoorde, direct werden vrijgemaakt door de moeslims.
De vierde periode begint als de oorlogen zijn afgelopen. Een verwijzing hiernaar is opgenomen in v. 52: "Het is jou niet toegestaan hierna nog echtgenotes te nemen."
Zo kan men zien dat alle huwelijken van de Profeet (s.a.w.) ofwel te verklaren waren uit gevoelens van medeleven met de weduwen van zijn trouwe volgelingen, ofwel bedoeld waren om een einde te maken aan het bloedvergieten en om een verbond met een bepaalde stam zeker te stellen. Vergelijk ook 4:3a, waar wordt gezegd dat polygamie onder soortgelijke omstandigheden was toegestaan. In feite moesten velen van de metgezellen het voorbeeld van de Profeet (s.a.w.) volgen.
50b. Zoals aan het begin van de vorige voetnoot uiteen wordt gezet, had de Profeet (s.a.w.) speciale toestemming om al zijn echtgenotes te houden, toen het aantal voor andere gelovigen werd teruggebracht tot vier. Dit was het enige privilege dat de Profeet (s.a.w.) werd toegestaan, en hieraan refereren de woorden speciaal voor jou. Wat Allāh voorschreef voor de gelovigen is opgenomen in 4:3, en bij de openbaring van dat vers moest iedere moeslim die meer dan vier echtgenotes had scheiden van het overtallige.
51a. Dit vers moet tezamen met vv. 28 en 29 worden gelezen, waar de echtgenotes van de Profeet (s.a.w.) de keuze wordt gegeven om bij hem te blijven of te vertrekken. Een gelijksoortige keuze wordt hier aan de Profeet (s.a.w.) gegeven. Wanneer zijn echtgenotes er de voorkeur aan gaven met hem een eenvoudig leven te leiden, in plaats van op zoek te gaan naar wereldse goederen door hem te verlaten, was de Profeet (s.a.w.) niet minder bezorgd om hun gevoelens. Ondanks de keuze die hem werd gegeven om die echtgenotes van hem te houden die hij wilde, oefende hij deze keuze niet uit ten koste van wie van hen dan ook, maar behield hij hen allen. Zoals ook zij ervoor gekozen hadden bij hem te blijven. In de woorden opdat zij allen tevreden zullen zijn met wat jij hen geeft, is inderdaad een verwijzing naar vv. 28 en 29. Dit geeft aan dat dit een geheel nieuwe regeling was, waarbij beide partijen een vrije keuze kregen, en beide alle andere overwegingen opofferden voor de heiligheid van de huwelijksband.
52a. Toen de echtgenotes van de Profeet (s.a.w.) besloten bij hem te blijven, werd de Heilige Profeet (s.a.w.) een beperking opgelegd, namelijk dat hij niet nog een echtgenote zou nemen. De Profeet (s.a.w.) ging na het zevende jaar van de Hidjrah, toen dit vers geopenbaard werd, geen nieuwe huwelijken meer aan.
52b. Dit is een beperking, namelijk dat het de Profeet (s.a.w.) hierna niet was toegestaan te scheiden van degenen die ervoor gekozen hadden bij hem te blijven.
52c. Met degenen in het bezit van jouw rechterhand, wordt verwezen naar de echtgenotes van de Profeet (s.a.w.) waarmee hij wettig getrouwd was.