Dit hoofdstuk, getiteld de Qaaf, ontleend aan zijn aanvangsletter, die de aandacht op de grootheid der macht van het Goddelijk Wezen vestigt, handelt over de opstanding. De eerste paragraaf vestigt de aandacht op de getuigenis der natuur en op het feit, dat er een les is in het lot der vroegere mensen; de tweede toont aan, dat iedere daad haar gevolg heeft en dat deze gevolgen ten dage des oordeels duidelijk zullen worden gemaakt; en de derde verklaart, dat de goeden en de slechten ontvangen moeten wat hun toekomt en dat het oordeel zowel in dit leven als in het hiernamaals moet worden tot stand gebracht.
Het vorige hoofdstuk handelt over zekere manieren en zeden, die met een toestand van gemak noodzakelijk moeten samengaan. En aangezien deze toestand van gemak tot het veronachtzamen van het hiernamaals bijdraagt - en het oordeel dat de mensen zowel hier als in het leven na de dood overvalt, wordt helemaal over het hoofd gezien, als men dezen toestand bereikt - is het verband tussen dit hoofdstuk en het vorige duidelijk. Men is eenparig van oordeel, dat dit hoofdstuk een Makkaanse openbaring is, en het kan geplaatst worden in het eerste Makkaanse tijdperk. Van dit hoofdstuk af tot en met het 56ste hebben wij weer een andere groep van Makkaanse hoofdstukken, die alle tot het eerste Makkaanse tijdperk behoren.
Het vorige hoofdstuk handelt over zekere manieren en zeden, die met een toestand van gemak noodzakelijk moeten samengaan. En aangezien deze toestand van gemak tot het veronachtzamen van het hiernamaals bijdraagt - en het oordeel dat de mensen zowel hier als in het leven na de dood overvalt, wordt helemaal over het hoofd gezien, als men dezen toestand bereikt - is het verband tussen dit hoofdstuk en het vorige duidelijk. Men is eenparig van oordeel, dat dit hoofdstuk een Makkaanse openbaring is, en het kan geplaatst worden in het eerste Makkaanse tijdperk. Van dit hoofdstuk af tot en met het 56ste hebben wij weer een andere groep van Makkaanse hoofdstukken, die alle tot het eerste Makkaanse tijdperk behoren.