Paragraaf 2 Geloof zonder Offer is onaannemelijk.
11. Man tha allathee yuqridu Allaha qardan hasanan fayudaAAifahu lahu walahu ajrun kareemun
12. Yawma tara almu/mineena waalmu/minati yasAAa nooruhum bayna aydeehim wabi-aymanihim bushrakumu alyawma jannatun tajree min tahtiha al-anharu khalideena feeha thalika huwa alfawzu alAAatheemu
13. Yawma yaqoolu almunafiqoona waalmunafiqatu lillatheena amanoo onthuroona naqtabis min noorikum qeela irjiAAoo waraakum failtamisoo nooran faduriba baynahum bisoorin lahu babun batinuhu feehi alrrahmatu wathahiruhu min qibalihi alAAathabu
14. Yunadoonahum alam nakun maAAakum qaloo bala walakinnakum fatantum anfusakum watarabbastum wairtabtum wagharratkumu al-amaniyyu hatta jaa amru Allahi wagharrakum biAllahi algharooru
15. Faalyawma la yu/khathu minkum fidyatun wala mina allatheena kafaroo ma/wakumu alnnaru hiya mawlakum wabi/sa almaseeru
16. Alam ya/ni lillatheena amanoo an takhshaAAa quloobuhum lithikri Allahi wama nazala mina alhaqqi wala yakoonoo kaallatheena ootoo alkitaba min qablu fatala AAalayhimu al-amadu faqasat quloobuhum wakatheerun minhum fasiqoona
17. IAAlamoo anna Allaha yuhyee al-arda baAAda mawtiha qad bayyanna lakumu al-ayati laAAallakum taAAqiloona
18. Inna almussaddiqeena waalmussaddiqati waaqradoo Allaha qardan hasanan yudaAAafu lahum walahum ajrun kareemun
19. Waallatheena amanoo biAllahi warusulihi ola-ika humu alssiddeeqoona waalshshuhadao AAinda rabbihim lahum ajruhum wanooruhum waallatheena kafaroo wakaththaboo bi-ayatina ola-ika as-habu aljaheemi
20. IAAlamoo annama alhayatu alddunya laAAibun walahwun wazeenatun watafakhurun baynakum watakathurun fee al-amwali waal-awladi kamathali ghaythin aAAjaba alkuffara nabatuhu thumma yaheeju fatarahu musfarran thumma yakoonu hutaman wafee al-akhirati AAathabun shadeedun wamaghfiratun mina Allahi waridwanun wama alhayatu alddunya illa mataAAu alghuroori
21. Sabiqoo ila maghfiratin min rabbikum wajannatin AAarduha kaAAardi alssama-i waal-ardi oAAiddat lillatheena amanoo biAllahi warusulihi thalika fadlu Allahi yu/teehi man yashao waAllahu thoo alfadli alAAatheemi
22. Ma asaba min museebatin fee al-ardi wala fee anfusikum illa fee kitabin min qabli an nabraaha inna thalika AAala Allahi yaseerun
23. Likayla ta/saw AAala ma fatakum wala tafrahoo bima atakum waAllahu la yuhibbu kulla mukhtalin fakhoorin
24. Allatheena yabkhaloona waya/muroona alnnasa bialbukhli waman yatawalla fa-inna Allaha huwa alghaniyyu alhameedu
25. Laqad arsalna rusulana bialbayyinati waanzalna maAAahumu alkitaba waalmeezana liyaqooma alnnasu bialqisti waanzalna alhadeeda feehi ba/sun shadeedun wamanafiAAu lilnnasi waliyaAAlama Allahu man yansuruhu warusulahu bialghaybi inna Allaha qawiyyun AAazeezun
XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
11 Ieder die met Allah een goede lening sluit - Hij zal deze voor hem vermenigvuldigen en hem zal bovendien een voortreffelijke beloning ten deel vallen.
12 En de Dag waarop gij de gelovige mannen en vrouwen zult zien, hun licht vóór hen en aan hun rechter handen uitstralende; verblijdend nieuws is er voor u op deze Dag! Tuinen waar doorheen rivieren stromen, waarin gij zult vertoeven, Dat is de opperste zegepraal.
13 Op de Dag, waarop huichelaars en huichelaarsters tot de gelovigen zullen zeggen: "Laat ons iets van uw licht nemen," zal er gezegd worden: "Gaat terug en zoekt licht." Dan zal er tussen hen een muur worden opgericht met een poort er in. Aan de binnenkant zal barmhartigheid zijn en aan de buitenkant zal straf zijn."
14 (De huichelaars zullen tot de gelovigen) roepen: "Waren wij niet met u?" Zij zullen antwoorden: "Ja maar gij hebt uzelf in verzoeking laten brengen en gewacht en getwijfeld en uw begeerte bedroog u, totdat de verordening van Allah kwam. En de bedrieger bedroog u ten opzichte van Allah.
15 Derhalve zal op deze Dag geen losgeld van u worden aangenomen, noch van degenen die ongelovig waren. Uw tehuis zal het Vuur zijn, dat is uw vriend 1272 en het is een slechte bestemming!"
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1272 Het vuur wordt hier een maula of een vriend of bewaker der ongelovigen genoemd; het toont dus aan, dat het tot hun eigen best is, dat zij in het vuur zullen moeten lijden. Trouwens, de hel wordt elders ook voorgesteld als een plaats of een toestand, die tenslotte tot de loutering van de mens zal leiden, zoals vuur het goud van de slakken zuivert. Zij die in dit leven niet voor het leven na de dood voorbereiden, zullen in de hel een behandeling moeten ondergaan, opdat zij geschikt zullen zijn om de geestelijke ontwikkeling door te maken, die voor een leven in de hemel noodzakelijk is. Het proces der loutering, dat met andere woorden de hel is, is dus een noodzakelijke fase in de geestelijke volmaking dergenenen, die de hun in dit leven aangeboden gelegenheid laten voorbijgaan. De hevigheid der martelingen van dat andere leven is toe te schrijven aan het scherpere waarnemingsvermogen der ziel, dat een noodzakelijk gevolg is van haar scheiding van het aardse lichaam. Gelukzaligheid en marteling worden in dat leven derhalve in even hoge mate sterker.
16 Is voor de gelovigen de tijd nog niet aangebroken dan hun hart nederig worden om Allah gedachtig te zijn en de Waarheid (op te nemen), die nedergedaald is? En laten zij niet worden zoals zij die het Boek vóórdien ontvingen - voor dezen was de termijn (te) lang geworden waardoor hun hart werd verhard en velen van hen ongehoorzaam werden.
17 Weet, dat Allah de aarde doet herleven na haar dood. Wij hebben de tekenen duidelijk voor u verklaard, opdat gij begrijpen moogt.
18 De mannen en vrouwen die aalmoezen geven en degenen die met Allah een goede lening sluiten - deze zal voor hen vermenigvuldigd worden, bovendien zullen zij een eervolle beloning ontvangen.
19 En zij, die in Allah en Zijn boodschappers geloven, zijn de waarachtiger en de martelaren in de ogen van hun Heer; zij zullen hun beloning en hun licht ontvangen. Maar zij die Onze boodschappen verwierpen en verloochenden, zullen de bewoners der hel zijn.
Paragraaf 3 Ernst van het Leven.
20 Weet, dat het wereldse leven, alleen spel, vermaak, praalvertoon, pocherij onder elkander, wedijver in vermeerdering van rijkdom en kinderen, 1273 is als de regen waardoor het plantenleven de kwekers verblijdt. Dan droogt het op, gij ziet het geel worden en vergaan. En in het Hiernamaals is er een strenge straf en Allah’s vergiffenis en welbehagen. En het leven dezer wereld is niets anders dan een zaak van begoocheling.
21 Wedijvert om vergiffenis van uw Heer (te verkrijgen) en voor het paradijs, waarvan de breedte gelijk is aan de breedte tussen hemel en aarde, 1274 bereid voor degenen, die in Allah en Zijn boodschappers geloven. Dat is de genade van Allah. Hij schenkt deze aan wie Hij wil en Allah is de Heer van grote genade.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1273 Het leven dezer wereld beduidt in de Heilige Qoer-An de ijdelheden van het leven, zoals deze passage duidelijk aantoont. Het betekent, dat het leven ernstig opgevat en niet aan vermaak en aardse genietingen gewijd, maar nuttig besteed moet worden. De ernst van het leven is een factor, die in het dagelijks leven van de meeste mannen en vrouwen in de beschaafde samenleving langzamerhand zijn betekenis verliest.
1274 Er wordt hier gezegd, dat de tuin of het paradijs even uitgestrekt is als de hemelen en de aarde; een dergelijke verklaring komt voor in 3: 132. Deze verklaringen geven ons een middel tot recht begrip van het Islamitische paradijs. Het is niet tot één bijzondere plaats bepaald, maar is even wijd als de hemelen en de aarde, en dit is de uitgestrektheid van mensen paradijs. In een zeker verslag staat, dat toen de Heilige Profeet (s.a.w.) de vraag werd gesteld, waar de hel was, indien het paradijs zo uitgestrekt was, hij antwoordde: "Glorie zij Allah, waar is de nacht als de dag komt?"
22 Er gebeurt geen ongeluk op aarde of aan uzelf, zonder dat het is opgetekend in het Boek voordat Wij het openbaren. Voorzeker - dat is gemakkelijk voor Allah -
23 Opdat gij niet moogt treuren over hetgeen gij verloren hebt noch juichen over hetgeen Hij u heeft gegeven, want Allah heeft geen pocher of opschepper lief
24 (Noch degenen,) die vrekkig zijn en de mensen aansporen vrekkig te worden en wie zich van Hem afwendt; voorzeker Allah is Zichzelf - genoeg, Geprezen.
25 Voorwaar, Wij zonden Onze boodschapper met duidelijke bewijzen en openbaarden hun het Boek en de Weegschaal 1275 opdat het mensdom rechtvaardig moge zijn. Wij hebben ijzer nedergezonden, waardoor grote strijd doch ook grote voordelen voor het mensdom ontstaan, 1276 opdat Allah degenen moge onderscheiden, die in het ongeziene Hem en Zijn boodschappers helpen. Zeker, Allah is Sterk, Almachtig.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1275 Er wordt verklaard, dat het doel van het nederzenden van de maat (Ar. Miezaan) is: opdat de mensen zich met rechtvaardigheid zullen gedragen. Het beduidt derhalve voorschriften betreffende de rechtvaardigheid of beginselen der billijkheid, zoals ze in de praktijk zijn aangetoond door de Heilige Profeet, (s.a.w.) afgescheiden van het boek, dat die voorschriften in beginsel bevat.
1276 Het is gebleken, dat geen enkel metaal zo nuttig is als ijzer. Dit metaal speelt een zeer belangrijke rol in de beschaving, die zonder dezen factor in haar ontwikkeling inderdaad zo goed als onmogelijk zou zijn geweest. De vermelding van ijzer op deze plaats slaat ongetwijfeld op de tegenstand aan de vijand, welke als laatste redmiddel met het zwaard moet worden geboden.